EMIGRATIE NAAR CANADA 1960 -- Achtergrondinfo-dagelijks leven

 

Onderstaand verhaal van Ton Meijnders (1928-2008) schets het beeld van de emigratie van zijn gezin aan het begin van de zestiger jaren naar Canada en over het verloop van het leven in Canada. Het verhaal draagt bij aan het verkrijgen van een beter beeld van de emigratie in deze periode.

 

Van emigratie tot immigratie en verder

Hoe kwamen wij ertoe om te emigreren? Hoewel niet de enige reden, speelde geld een belangrijke rol. Het begon toen ik me in 1959 een hoedje schrok van de inkomstenbelasting, die ik zou moeten betalen ondanks de goede zorgen van mijn accountant om dat bedrag zo klein mogelijk te houden. De enige mogelijkheid die ik zag, om het bedrag verder te beperken, zou neerkomen op fraude en daar voelde ik niets voor. Ik sprak er over met mijn vrouw. Zij wist ook geen oplossing voor de belasting, maar ze had wel een ander idee: "Laten we het land verlaten"! Een neef en nicht waren in 1957 naar Canada geëmigreerd en hij scheen daar zijn draai goed gevonden te hebben. Emigratie sprak me echter niet direct aan. Ik had een aardige zelfstandige baan. We konden ons een auto veroorloven en we en woonden in een nieuwe flat in Tilburg. En dat al na pas 5 jaren getrouwd te zijn. Dat was allebei bijzonder. Immers veel jonge paren waren door de naoorloogse woningnood gedwongen bij hun ouders in te wonen. De hoogte van de belasting ws niet het enige wat me tegenstond; aan de andere kant verdiende ik te veel om van sociale voorzieningen gebruik te mogen maken. Zo moest ik het gezin particulier verzekeren en de kosten daarvan drukten behoorlijk op het inkomen.

Emigratie liet me toch niet los. Ik probeerde eens te solliciteren naar een functie bij Shell op Curaçao. En we keken met belangstelling naar Australië en Zuid-Afrika. Landen met haast onbeperkte mogelijkheden, alleen in Australie waren arbeidsonrusten en Zuid-Afrika begonnen de problemen met de apartheid. We besloten om daar niet heen te gaan. Op dat moment kwam de optie Canada kwam weer te voorschijn. Ook dat was afwegen: het is daar bijna altijd winter. Maar er kwamen telkens weer positieve berichten van neef en nicht.

Zojuist hadden ze hun eigen woning gekocht in Calgary, Alberta. Volgens mijn vrouw was het daar fantastisch: daar zouden we naar toe moeten gaan. Ik was een beetje nuchterder. Wat zou het niet allemaal betekenen? Was er voldoende werk voor mij? Zou de taal geen hinderpaal vormen? Zouden we weer van de grond af aan opnieuw moeten beginnen? Wat zouden we moeten doen met onze meubelen en onze elektrische aparaten?

Na een paar maanden lang de zaak te hebben overwogen en stapels literatuur over Canada te hebben doorgelezen, heb ik contact opgenomen met het Canadese consulaat in den Haag. Van hen kreeg ik een dikke enveloppe met voor ons belangrijk materiaal. Het vertelde je hoe het leven daar in het algemeen was, echt anders dan wat wij gewend waren, het gaf statistieken over de verschillende industrieen, de streken waar vele banen in industrie open stonden en de provincies waar voornamelijk argrarische werkers nodig waren, etc. Dat was nou echt wat we nodig hadden. Een, niet onbelangrijk, ook de belastingvooruitzichten waren gunstig.

Ik denk dat we toen de beslissing genomen hebben. We hebben eerst onze ouders ingelicht. Ze vatten het gelukkig goed op. Het belangrijkste was onze toekomst. Dat er een kans was dat ze ons nooit meer terug zouden zien, kwam niet ter sprake. Broers, zusters en vrienden dachten er anders over. Zij vonden het dom dat wij een goeie baan, een aardig huis etc. zouden achter laten voor een onzeker bestaan in een ver land.
Natuurlijk waren we met die beslissing niet over een nacht ijs gegaan. Onze kinderen zouden geen familie kennen. Wij zouden onze vrienden en kennissen op moeten geven. We zouden al onze bruggen moeten verbranden.We zouden niet meer op de hulp van anderen kunnen rekenen. We zouden helemaal op ons zelf zijn.

Op een dag vroeg in 1960 reden we naar den Haag om onze opwachting bij de Canadese emigratieautoriteiten te maken. Het werd een dag van wachten en tenslotte een kort bezoek aan een ambtenaar, die ons het hemd van het lijf vroeg, al onze papieren controleerde en ons tenslotte weer naar huis stuurde. We zouden worden geïnformeerd of we naar Canada mochten of niet. Een paar weken later kregen we een aangetekend stuk thuis. We konden naar Canada komen, mits we dit voor de 15de april deden. Als we het niet konden doen voor die tijd dan moesten we opnieuw toestemming aanvragen.

We besloten de reis per boot te maken. We dachten daarbij aan een verlate huwelijksreis. Die hadden we namelijk nooit gemaakt. Toen we trouwden besteedden we onze laatste centjes aan meubilair en dergelijke.
Toentertijd moest je contant betalen - kopen op afbetaling was nog niet bekend - anders kreeg je niets. Ik vind het nog steeds het beste systeem. Het zou een tocht worden van ongeveer 9 � 10 dagen met de boot en dan nog een aantal dagen met de trein. Intussen moesten we beslissen wat we mee zouden nemen. We besloten dat al onze meubelen mee zouden gaan, behalve ons bed , de electrische aparaten, het gasfornuis en de auto en onze fietsen. De te verhuizen inboedel werd om een ernorme kist verpakt. Wat we niet mee konden nemen moesten we dus van de hand doen. Dat ging ons wel aan het hart.

Op 31 maart 1960 stapten we in Rotterdam aan boord van de Rijndam. Na een uurtje ging de scheepshoorn en was het tijd om afscheid nemen van de familieleden die aan boord gekomen waren. Even later zagen we ze weer op het observatie-dek achter het glas tegenover de boot. Langzaam maar zeker zagen wij onze geliefden verdwijnen.

Blik van het schip op vaarwel-zeggers

Wij, dat waren: mijn vrouw Willie, 26 jaar oud, ik-zelf Ton, 32 jaar, onze oudste dochter Yvette, bijna 4, onze jongste dochter in die tijd: Odette en onze zoon Antoni in de wandeling Toyke (nog steeds) van 1 jaar. Daar gingen we dus met ons vijven. Een vader zonder uitzicht op een baan, een moeder die geen Engels sprak, twee peuters en een baby. Maar we waren vol goede moed.

het gezin (11583 bytes)

De gehele familie voor het vertrek

Onze zogenaamde "huwelijks reis" viel finaal in het honderd. We hadden 2 dagen mist en 7 dagen hevige storm (windkracht 8) en het overgrote deel van de passagiers en bemanning was zeeziek. Iedere maaltijd gingen wij naar de eetzaal en soms waren wij de enige personen die kwamen eten. Het eten was om elk geval voortreffelijk. Onze hut was minder, die lag op het achterdek vlak boven de propeller. Door de hevige golfslag kwam de schroef dikwijls boven water en dan schudde het hele achterdeel van de boot. Onze zoon was nog in de luiers. Mijn vrouw besloot voordat we vertrokken eens iets nieuws te proberen voor de reis: papieren luiers. Ze waren duur, maar perfect voor gebruik aan boord van een schip. Ook de aankomst was niet zoals we die hadden voorgesteld. Vanwege de ijsgang op de St. Laurensrivier was de kapitein gedwongen om in Quebec-city aan te meren. Dat had een extra treinreis tot gevolg, maar daar vertel ik zo over. Op 8 april 1960 zetten we voet op Canadese bodem.

rijndam (10753 bytes)

De Rijndam op weg op de Nieuwe Waterweg met ons aan boord

 

Van emigranten werden we nu immigrants. Eerst moesten we door de douane, de immigratieautoriteiten hadden ons al aan boord gezien. Omdat we in Quebec waren, probeerde ik mijn kennis van de Franse taal op de douaneambtenaar. Dat viel in goede aarde en wij keuvelden wat in zijn taal. De man zou onze bagage (13 koffers) moeten inspecteren (Ik zag dat andere reizigers al hun koffers moesten openen en en ik vreesde het ergste). Maar tot mijn verbazing nam hij echter een stuk krijt en plante 13 kruizen op 13 koffers. "Bon voyage" was zijn afscheidsgroet en wij konden in de trein stappen. De eerste hindernis in Canada was genomen.

De treinreis van Quebec naar Montreal was een volgende nieuwe ervaring. Een oude smerige trein, waarvan de verwarming niet goed werkte, papier om de handen te drogen in het toilet. Dit moet wel de oudste trein geweest zijn van de C.N.R. Maar we mochten niet klagen, want we hadden een coupé voor onze familie alleen. De trein vertrok en spoedig waren we onderweg naar Montreal, de grootste stad van Canada. Maar zover kwamen we voorlopig niet, want de trein wilde op een gegeven ogenblik niet verder. Hij stond eerst uren stil en ging vervolgens weer rijden, maar wel uiterst langzaam. Eindelijk bereikten Montreal, waar de conducteur vertelde dat de trein niet verder ging en dat we de volgende dag in een andere trein onze tocht voort konden zetten. We konden in de trein blijven tot de volgende morgen 8 uur en onze nieuwe trein zou om 4 uur in de namiddag vertrekken. Dit betekende dat we onze eerste nacht op Canadese bodem in die smerige trein doorbrachten en dat we het grootste gedeelte van de volgende dag onszelf moesten redden in een vreemde miljoenen stad. Het was een nacht die ik niet graag zou willen herhalen. De baby was inmiddels volkomen uitgeput en zou nodig in bad moeten. We probeerden zittend te slapen, de enigen die een redelijk goeie nachtrust kregen waren de meisjes. Zij sliepen door alles heen en voelden zich waarschijnlijk heel comfortabel, ondanks de houten banken waar we op zaten of lagen. Mijn vrouw had waarschijnlijk de moeilijkste taak, namelijk om de jonge heer Meijnders redelijk schoon te houden en hem aan het slapen te krijgen (uiteraard op moeders' schoot).

De volgende ochtend maakten we voor het eerst echt kennis met Canada. We wandelden Montreal in om te ontbijten. Ook dat was weer een heel nieuwe ervaring. Het menu stond op de muur, maar het leek Chinees voor me met onbekende woorden en afkortingen. De uitspraak van mijn Engels bleek te wensen over te laten. Ik sprak Engels Engels en dat verschilt nogal van het Canadese Engels (en dat is weer anders dan het Amerikaanse Engels). Maar het lukt toch om wat te bestellen. Na het ontbijt hadden we nog ongeveer 7 uren wachten voor de boeg voordat de trein zou vertrekken. We slenterden door de binnenstad van Montreal totdat we vermoeid raakten en de kinderen begonnen te klagen. Mijn vrouw is toen boodschappen gaan doen in een supermarkt, haar eerste ervaring met winkelen in ons nieuwe leven.

Terug op het station stond onze nieuwe trein al klaar. Dit keer was het geen immigrantentrein. De trein was relatief schoon en de zittingen waren niet van hout, maar bekleed met een soort imitatie leer. Via Ottawa reden we richting Winnipeg. We passeerden heel wat kleinere plaatsen. Op de stations waren kleine winkeltjes waar iedereen eten kocht. We hebben een keer in de trein warm gegeten, maar dat beviel niet zo goed.

Neef en nicht waren inmiddels van Calgary verhuisd naar Prince Albert in Saskatchewan. Daarom stapten we in Saskatoon op een lokale trein naar Price Albert. We kwamen daar op de 11de april om 12 uur in de middag aan en werden gelukkig opgewacht. Wat waren we blij dat we het opgezamelde vuil kwijt konden raken in een warm bad. En dat bed was zo goed om te voelen. We sliepen een gat in de volgende dag. Toen was het plannen maken geblazen. Onze neef kende een Nederlandse familie in Calgary die mij wel in de kost zou willen nemen. Dat zou dus mijn onderdak zijn voor de volgende weken en ik hoopte in die tijd een baan te vinden. Maar eerst moest ik wat rust hebben en gewend raken aan de manier waarop Canadezen leven. Na bijna een week besloot onze neef mij naar Saskatoon te brengen en vandaar kon ik de trein naar Calgary nemen. Mij neef bracht me in Saskatoon naar het station. De trein zou niet eerder vertrekken dan laat in de middag, maar mijn neef had werk te doen, dus zat ik alleen op het station. Wat moest ik doen? Het duurde nog uren voordat de trein zou vertrekken. Waarom niet gaan solliciteren naar een baan? Zo gezegd zo gedaan. Niet te ver van het station was de lichte industrie-wijk. Ik ging van deur tot deur. Zo leerde ik wat ze daar aan een sollicitant vroegen. Wat voor ervaring was de voornaamste vraag, daar op volgde referenties en wat voor scholing ik had, had ik een auto, een eigen huis, was ik getrouwd en ook een aantal medische vragen o.a. ging ik dagelijks naar de w.c. Ik ontdekte dat scholing in overeenstemming moest zijn met de baan. Bij voorbeeld toen ik solliciteerde als vuilnisman disqualificeerde mijn universiteitsopleiding mij. Dat was dus een belangrijke ontdekking voor me en waarschijnlijk erg dom om dat in zulk een geval te vermelden. Ik kreeg steeds hetzelfde antwoord te horen: te veel scholing. Ik kreeg weliswaar geen baan in Saskatoon, maar ze vroegen me wel overal naar mijn adres om me bericht te sturen als er een baan open kwam. Ik moest ze teleurstellen, ik had nog geen adres!

Na een treinreis van 10 uur kwam ik in Calgary aan. De bus daar was weer een nieuwe ervaring, die me nog altijd bijstaat. Geen conducteur zoals we toen gewend waren in de tram in Amsterdam. Gelukkig waren er meer passagiers die met die bus mee wilden. Ik liet ze voor gaan - je moest de chauffeur betalen met gepast geld - om af te kijken hoe ze het deden met het betalen. Je gooide je geld in een bak naast de bestuurder, de kant aan de zijde van de bestuurder was van glas zodat hij kon zien of je voldoende geld betaalde, hij haalde dan een handeltje over waardoor je geld verdween en gaf je dan een ticket waar de datum en de tijd was afgestempeld.

De familie Wiersema verwelkomde me met open armen en nu na 40 jaren ben ik nog blij dat ik bij hen terecht kon. De zes weken ging ik iedere dag naar de binnenstad en solliciteerde ik op ieder adres van de 4de avenue tot de 18de avenue aan de zuidkant van de Bow rivier, zonder succes. Na zes weken kwam mijn vrouw met onze kinderen naar Calgary. We konden nog wel een paar weken bij de Wiersema's blijven, maar we moesten daarna wel een onderdak voor ons zelf zoeken. Dat vonden we spoedig. We hadden nu dus woonruimte voor onszelf, maar er was nog een klein probleem. De kist met onze meubels was nog niet aangekomen. We vroegen uiteindelijk hulp aan een kerkelijke organisatie en die leende ons een bed met een matras waar een groot gat in was gebrand, 2 matrassen voor de kinderen, met lakens en dekens, een paar handdoeken en pannen, borden vorken en lepels en een paar messen en 3 kopjes. Het leuke was, dat we niet allemaal tegelijk iets konden drinken en als er visite kwam was het helemaal vermakelijk. Als tafel hadden we een stevige kartonnen doos en met eten zaten we altijd op de vloer. We hadden namelijk geen tafel en geen stoelen.

Mijn vrouw was de eerste die een baan vond. Ondanks haar gebrekkige kennis van de taal, kreeg ze een baan als hulp-verpleegster in een bejaardenhuis. Ze werkte van 2 uur in de middag tot 10 uur in de avond. Gedurende de tijd dat zij werkte, paste ik op de kinderen. 's Ochtends ging ik er nog steeds op uit om te solliciteren Ondertussen was het zomer geworden, ik had nog steeds geen baan en ons gespaarde geld werd minder en minder. We besloten daarom te verhuizen. We gingen naar een kelder-woning in een betere buurt (in de vorige woning voelden we ons niet erg op ons gemak).

Uiteindelijk kreeg ik een baan. Ik voelde me erg gelukkig: eindelijk kon ik weer geld verdienen. Het was een fabriekje waar ze plastic zakken maakten. Ik moest een machine bedienen die plastic folie maakte. Op regelmatige tijden stortte ik een zak met plastic in een bak bovenop de machine. Die zakken waren 100 kg zwaar en ik moest ze de ladder op dragen. Ik geloof dat mijn rug nooit meer normaal geworden is na die ervaring. Maar ik verdiende $40 dollar per week. En mijn vrouw hoefde niet meer buitenshuis te werken. Ze ging naaien voor andere mensen. Daar was ze heel goed in.

Al na 2 maanden werd ik ontslagen vanwege gebrek aan werk. Ik vond gelukkig meteen andere baan. Ik werd hoofd bedrijfsvoering van een fabriek waar kartonnen verpakkingsmiddelen werden gemaakt. Het salaris was goed en ik voelde me rijk. Spoedig begonnen we te denken aan een eigen huis. Met enige moeite (de bank kende ons nog niet) kregen we hypotheek en in maart 1961 konden we ons eigen, nieuw gebouwde huis betrekken. Net daarvoor kregen we eindelijk onze meubels terug. We moesten daarvoor wel een fiks bedrag aan opslagkosten betalen. Het bleek dat de spoorwegen de kist naar de verkeerde plaats hadden gestuurd, maar men wilde wel even afrekenen. Had ik de Canadese wet beter gekend, dan hadden zij mij moeten betalen voor het ongerief. Ondertussen ging het op het kantoor niet geweldig. Het personeel beschouwde mij als een buitenlander, een indringer, die een goede baan had weggenomen van een Canadees. Ze zonden me naar Coventry. Dat betekent dat niemand met je praat. Alleen wanneer het hoog nodig was, voor het werk werd er met me gesproken. Dat was een ellendige tijd en ik durfde het niet aan mijn vrouw te zeggen ( ik heb haar dat pas jaren later verteld).

Dat ging maandenlang maar plotseling kwam er verandering. De ene dag sprak niemand tegen me en de volgende dag nodigden ze me uit voor koffie en koekjes. Iedereen begon toen te praten en van toen af aan was het ijs gebroken. Ik bleef 5 jaren met dat bedrijf. Intussen had ik een auto gekocht en mijn Alberta rijbewijs gehaald (voor iedere provincie moet je weer een rij examen afleggen). Maar het begon weer te kriebelen. Ik realiseerde mezelf, dat als ik vooruit wilde komen, ik van betrekking moest veranderen. In 1966 zei ik de kartonnen dozen vaarwel en begon te werken als een bedrijfsadviseur bij een fabrikant van kleren.

We verkochten ons huis in Calgary en kochten een groter huis in Edmonton. We hadden ondertussen 6 kinderen van ons zelf en een geadopteerde - indiaanse- zoon. In de tijd in Calgary hadden we ook geleerd te kamperen Vele weekenden brachten we door in Kananakis. Soms waren we daar helemaal alleen. We kregen bezoek van herten, af en toe een beer en vele andere wilde dieren.

Na 6 jaren in Edmonton doorgebracht te hebben, werd het tijd om onze inboedel ergens anders heen te brengen. Dit keer was het naar wat ze hier de "bananen belt" noemen. Het was Vancouver in British Columbia. Hier werkte ik voor een groot supermarkt concern. Ik bezocht de supermarkten met het doel de productiviteit omhoog te brengen. Ik bleef bij hen tot 1974 en werkte vervolgens korte tijd bij een triplexfabriek en een messenfabriek. Ik had weer pech: beide bedrijven gingen failliet en ik stond op straat. Ik had een behoorlijk salaris en we leefden daar naar. Ons gezin bestond inmiddels uit 6 eigen kinderen, 2 geadopteerde kinderen en nog een paar pleegkinderen. Ik was nu 48 en het begon moeilijk te worden om een baan te krijgen. Ik zag wel in dat ik mijn eisen lager moest stellen, maar ik had er geen idee van wat dat zou betekenen voor mijn inkomen. Ik kreeg een baan bij het Vancouver hoofdkantoor van de post. Mijn salaris ging terug met 45%! Dat was een flinke klap. Ik slaagde er echter in mijn werkgever van mijn kwaliteiten te overtuigen en spoedig verdiende ik veel meer dan wat ik voordien verdiend had. Ik werkte nu als adviseur voor 4 westelijke provincies en de Yukon. Ik was verantwoordelijk voor de planning van de inzet van personeel over een gebied zo groot als half Europa. Ik was voortdurend onderweg, soms wel drie weken aaneen van huis. In de loop van de jaren werden de eisen steeds verder opgeschroefd. Na 14 jaren besloot ik het bijltje er bij neer te leggen. Mijn vrouw had ondertussen een eigen zaak en ik kon haar daarbij helpen.

wpe11C.jpg (12392 bytes)

Huis in Abbotsford

In 1993 verkochten we de zaak en woning en kochten een veel kleiner huis op een berghelling in Abbotsford. We kijken uit over een vallei en over de grens in de V.S. Niet dat ik daar ooit zou willen wonen. Canada is voor mij ideaal en het beste land in de wereld om te leven. Ik verloor mijn oudste dochter en mijn vrouw aan kanker en woon nog steeds in hetzelfde huis op de berg wat op zichzelf misschien te groot voor mij is maar het is een huis vol met herinneringen. Ik heb er nooit spijt van gehad, dat ik geëmigreerd ben. Immigreren betekent hard werken, tegenslagen overwinnen en er later de vruchten er van plukken.

Ton Meijnders, Abbotsford BC Canada, januari 2000

 

Enige biografische gegevens van Ton Meijnders-Toni Meynders:

Antoni George Petrus Meynders is geboren op 11 april 1928 te Amsterdam, zoon van P.H.G.A. Meijnders * 17 febr 1902, gedoopt 16 febr 1902 te Amsterdam +12 jun 1978 te Amsterdam (was lid ere-peleton van de B.S.) en van C.W.D.Stipsen * 9 apr 1903 te Rotterdam + 28 april 1954 X 17 nov 1927 in Amsterdam, volgde HBS en universiteit, diende als officier bij de luchtmacht tot 1951 en werkte daarna, werkte als arbeidsanalyst met Hollandia Kattenburg tot 1954, als bedrijfsorganisator met van der Kieft organisatie bureau tot 1957 en daar als zelfstandig bedrijfsorganisator in de leerindustrie in Noord Brabant en de Achterhoek tot 1960. Hij trouwde voor de wet op 19 okt 1954 en voor de kerk op 20 okt Wilhelmina Maria van der Meijden. Zij is geboren op 1 April 1934 te Batavia (Jakarta) Indonesie, dochter van Dammis van der Meijden *20 Sept 1899 in Utrecht + 21 Apr 1974 in Laren en van A.H.M.Handstede * 26 Sept 1903 in Zwolle +15 Aug 1947 in Amsterdam X 16 Juni 1931 Bandoeng Indonesie. Zij verbleef in Indonesie tot 1947 en repatrieerde toen naar Nederland. Zij kregen de volgende kinderen:

- Yvette Fleurette Alberdine Catharine Meijnders * Amsterdam 14 apr 1956
- Odette Margarethe Meijnders *Amsterdam 6 februari 1958
- Antoni George Petrus Meijnders * Tilburg 7 januari 1959
- Suzanne Maria Meynders * 6 Febr 1961 in Calgary
- Wilhelmina Antoinette Meynders *6 Febr 1961 in Calgary + 6 Februari 1961 in Calgary
- Patrick Max Meynders * 6 Apr 1964 in Calgary
- Jacqueline Pauline Meynders *16 Febr 1966 in Calgary
- Harold Dammis Meynders *12 Apr 1960 in Calgary geadopteerd
- Brenda Lee Rachael *31 Dec 1962 in Calgary geadopteerd