LES 4 @ LATIJNSE DOOP- EN TROUWREGISTERS
Inleidingmenu | inleiding en inhoud | oefening 1 | oefening 2 | oefening 3 | oefening 4 | oefening 5
In deze les komen dopen en huwelijken voor de pastoor aan de orde. Deze waren meestal in het Latijn gesteld. Immers in de katholieke kerk ging tot voor enkele tientallen jaren alles in het Latijn. Dat brengt naast de transcriptie ook een taalprobleem met zich mee. Immers niet iedereen heeft op school Latijn geleerd: het zou wat dat betreft eenvoudiger zijn geweest als de voertaal van de kerk van Rome Engels was geweest (maar dat is niet zo en ach, het mysterie van de roomse riten heeft ook zo zn charmes). Omdat de doop- en huwelijksinschrijvingen vaak volgens een vast patroon of model zijn opgemaakt, is met kennis van een paar woorden Latijn, het grootste deel van de inschrijvingen te volgen. Deze paar woorden geven we mee in deze les.Verder bespreken we in deze les weer de inhoud van de teksten voor, zodat u in elk geval enig houvast heeft. Het bij de vorige les uitgereikte alfabet is ook bruikbaar in deze les. Tenslotte geven we nog wat literatuur en verwijzingen op.
Inhoud
In deze les worden twee typen akten gepresenteerd: de doopinschrijving en de huwelijksinschrijving. De doopinschrijvingen bevatten naast de data standaard de volgend elementen:
- naam van dopeling
- naam van de ouders
- naam van de doopheffers (peter en meter)
Daar wordt vaak allerlei informatie aan toe gevoegd (met formule bedoelen we standaardzinnen die in iedere akte terugkomen):
- formule inzake de doop, het geslacht en de wettigheid van de dopeling: b.v. baptizatus est filius legitimus, dat wil zeggen, gedoopt is de wettige zoon van
- formule inzake de ouders: parentes: ouders, uxoris eius: zijn echtgenote
- formule inzake de doopheffers: susceptores: doopheffers, susceperunt: (zij) hieven ten doop
Daarnaast komt het voor dat de pastoor extra informatie geeft, b.v.:
- over de herkomst van de ouders, door een plaatsnaam te noemen of ze eenvoudigweg als extranei: vreemdelingen, aan te duiden
- door beroepen of kwalificaties te noemen: militis (2e naamval van miles: soldaat)
- over de wettigheid van de doop: subconditione: onder voorwaarde nadat er een nooddoop heeft plaatsgevonden. Voor het geval (dat is de voorwaarde) dat de nooddoop niet geldig is geweest
- over de herkomst van de doopheffers, met ex: uit en dan een plaatsnaam eraan toegevoegd of met verbogen plaatsnaam: veelal door ensis aan de plaatsnaam te plakken
- over een bijzonderheid bij de doop, zoals filius septimus: zevende zoon, hoewel hier sprake is van een soort bijgeloof/volksgeloof, het kind zou namelijk geneeskrachtige gaven hebben, werd het toch wel opgenomen, of filius postumus als de vader van het jongetje dat gedoopt werd, voor de geboorte overleden was. Als de moeder na de geboorte overleden was werd ook dit wel gemeld
- over de doopheffers, als er bijvoorbeeld een geestelijke bij was: reverendus dominus: eerwaarde heer
- over allerhande onderwerpen, het tijdstip, het weer, doop in bijzondere omstandigheden, etc. etc.
Ook voor de verloving, ondertrouw en huwelijksinzegening geldt een zekere mate van standaardopmaak. Ze bevat naast de datum in elk geval:
- naam van de toekomstige echtelieden
- naam van de getuigen
Vaak wordt hier nog bij vermeld:
- naam van de geestelijke die het huwelijk voltrok
De meeste inschrijvingen bevatten ook weer formules:
- contraxerunt matrimonium: (zij) zijn een huwelijk aangegaan, sponsalia iniere/inierunt: (zij) zijn in ondertrouw gegaan; affidati sunt: (zij) zijn verloofd
- testes interfuere/interfuerunt: getuigen waren
- coram me: voor mij
Tenslotte bevatten ook huwelijksakten soms extra informatie:
- inzake de herkomst van partners en getuigen
- inzake de bloedverwantschap. Deze cursus bevat daarvan geen voorbeelden, maar als u bijvoorbeeld leest: cum dispensatione in quarto consanguinitatis gradu dan is er kerkelijke dispensatie verleend voor (te nauwe) bloedverwantschap in de vierde graad. Op de site FAQ Genealogie BeNeLux wordt aandacht besteed aan de verschillende tellingen van graden. U moet in dit geval de kerkelijke rekening aanhouden. Informatie over de bloedverwantschap kan zeer behulpzaam zijn bij het plaatsen van de jongehuwden. De dispensatie kon ook mixto zijn, dus een combinatie van 2e en 3e, 2e en 1e, 4e en 1e graad. Het beste is om dit soort gevallen met een schema te vergelijken
- verscheiden informatie, zoals hierboven bij de dopen al genoemd
Wat u verder nog moet weten, is dat het Latijn naamvallen gebruikt en dat er onderscheid was tussen mannelijke en vrouwelijke vormen. Uxor=echtegenote, uxoris van zijn echtgenote (2e naamval). Filius= zoon, filia=meisje, filius postumus en filia postuma (zie boven).
Een cursus Latijn kunnen wij u hier niet bieden, maar met bovenstaande informatie en met de woordenlijst kunt u veel oplossen of u weet tenminste waar het over gaat. Voor wat u niet kunt vertalen zult u zich tot een deskundige moeten wenden. Gelukkig zijn er in de grotere archieven nog wel mensen die Latijn hebben gehad, anders zou u eens een pastoor of een leraar klassieke talen kunnen proberen. Let daarbij wel op dat het 17e eeuwse kerklatijn anders is, dan het klassieke Latijn. Tenslotte, ook de pastoors schreven wel eens iets, waarbij we ons achter de oren krabben: wat te denken van per consultissimum dominum, dus door of in de naam van de zeer kundige/ervaren heer bij een doopheffer. Wellicht bedoelde de pastoor te zeggen: in naam van de zeergeleerde heer?
Let bij de dopen op de afkorting Jois al dan niet met een streepje er boven, die komt heel vaak voor en staat voor Joannis. Andere lange namen, zoals Elizatbetha worden ook wel op die manier samengetrokken. Als de naam van de moeder uitgaat op een a, dan staat dat vaak een haaltje onder. Dat is een speciaal teken. De namen van de ouders staan in de tweede naamval: kind van. Als de laatste letter van de naam van de moeder een a is en dat is met veel namen het geval, dan wordt dat ae in het latijn. Dat wordt weergegeven door a en e door elkaar te schrijven of door er een haaltje onder te zetten. Ditzelfde geldt voor een aantal mansnamen die uitgaan op as, zoals Mathias, Thomas of Lucas. Dat wordt dus Mathiae, Thomae of Lucae.
Ook het @-teken dat in het emailadres wordt gebruikt is van oorsprong een Latijnse afkorting, namelijk voor at. Zo blijven oud en nieuw met elkaar verbonden. |
Naslagwerken
Bij deze les wordt een korte Latijnse woordenlijst geleverd. Die is zeker niet compleet. Ook nu weer kunt u deze lijst online bekijken (via het hoofdmenu naar leeshulp), of printen m.b.v. het programma Word (de file staat in de directory \leeshulp).
U kunt meer termen vinden in de volgende werkjes:
- P.J.W. van den Berk, Latijn bij genealogisch onderzoek, Den Haag, 1997
- Régis de la Haye, Latijnse woorden. Lijst van Latijnse woorden en uitdrukkingen voorkomende in de kerkregisters berustend in het Rijksarchief in Limburg in Maastricht, Maastricht, 1983
- J.J. van Dongen, Woordenlijst voor verduidelijking van doop-, trouw- en begraafboeken; Latijns Nederlands en bron van gegevens voor genealogie, Zeeland, 1987
Wellicht bestaan hier inmiddels recentere uitgaven van. Bij veel archieven zijn deze of dergelijke woordenlijsten voor een betrekkelijk gering bedrag te koop.
Er bestaan ook een aantal Latijnse sites. Twee voorbeelden, de eerste is een vertaalmachine en vereist eigenlijk grammaticale kennis van het Latijn. De tweede is een lijst van afkortingen, woorden en vertalingen.