LES 3 @ NEDERLANDSTALIGE DOOP- EN TROUWREGISTERS
Inleidingmenu | inleiding en inhoud | oefening 1 | oefening 2 | oefening 3 | oefening 4
In deze les leggen wij u Nederlandstalige doop- en trouwboeken voor. Het gaat om dopen voor de Nederduits gereformeerde (dat is nu hervormde) predikant in Den Bosch uit 1646, huwelijken voor de predikant van Den Bosch in 1683, ondertrouwen uit 1631 ook voor de predikant van Den Bosch en een huwelijk voor schepenen van Oirschot in 1677.
Inhoud
De nadruk in deze les ligt in de eerste plaats op het oefenen in het transcriberen van namen. De gekozen voorbeelden zijn bijna alle vrij eenvormig van opmaak. U hoeft dus geen lange zinnen te ontrafelen en u kunt zich op de namen concentreren. Namen zijn vaak lastig te transcriberen. Ze komen vaak maar eenmalig voor. Voor de schrijver onbekende namen zijn vaak verbasterd evenals de namen van onbekende herkomstplaatsen. Alleen de tekst van het Oirschotse schepenhuwelijk bevat meer formule. Enkele elementen eruit:
hertganck = wijk of gehucht
drye sondaechse proclamatien = drie afkondigingen op zondag gedaan
beleth off inspraecke = verzet tegen het huwelijk
gerequireert = verzocht
puye = pui
ho.mo. = hoog mogenden
Opmerkingen over het schrift
Het schrift in deze les is lastiger en meer divers dan in de vorige twee lessen. Daarom is bij deze les een hulpmiddel aanwezig: twee bladzijden met voorbeelden van 17e eeuwse kleine letters en hoofdletters. Met behulp van deze voorbeelden en enige fantasie zult u een heel eind komen. U kunt deze hulpmiddelen online bekijken door in het hoofdmenu naar leeshulp te gaan, of u kunt de twee bladen m.b.v. het programma Word oproepen en uitprinten (directory \leeshulp).
Kunt u een woord niet lezen, probeer het dan eens van achter naar voor te lezen. In les een is daarvan een voorbeeld gegeven. |
De u en de n zijn vaak moeilijk te onderscheiden, maar soms is de schrijver zo vriendelijk geweest om boven de u een puntje, haaltje of een streepje te zetten. Let dus op dit soort aanvullende informatie. Let op, het kan echter ook een inktspat of een vuiltje zijn, waar de schrijver niets mee bedoeld heeft. Soms dwaalt zon puntje of streepje ook wel eens wat af. Als u besluit dat het een u moet zijn, kunt u zich dus beter niet alleen op dat puntje, haaltje of streepje baseren. Bij een verhalende tekst zal meestal wel duidelijk zijn of het om een u of een n gaat, bij namen blijft het echter lastig.
Als u aan uw lezing twijfelt, kunt u een vraagteken achter het woord zetten. Het is geen schande iets niet te kunnen lezen. De schrijvers maakten fouten, lieten woorden weg, verhaspelden woorden, knoeiden en kladden, dat het een lust was, dus u kunt het uzelf moeilijk verwijten als u af en toe een woord niet kunt lezen. Ook bij mensen die al vele jaren bijna dagelijks met oud-schrift werken komt het voor dat men slechts een vermoeden heeft wat er moet staan, omdat het absoluut niet leesbaar is. De vraagtekens moeten natuurlijk wel een uitzondering blijven.
Veel schrijvers maakten gebruik van afkortingen, een gewoonte die overgebleven was uit de middeleeuwen toen papier nog duur was. Ook in deze teksten komen een aantal afkortingen voor. Sommige zijn makkelijk op te lossen: wed met een naam er achter, zal weduwe of weduwnaar zijn, secret staat voor secretaris, mons voor monsieur, etc. Andere zijn lastiger, bijvoorbeeld V met een haal er doorheen; dit staat voor Ver. En en met een streepje erboven moet je ook even weten: ende.
Iets over de presentatie en interpunctie van de teksten
Met het gebruik van hoofdletters en leestekens is het meestal droevig gesteld in oude teksten. Bij de transcripties in deze cursus zijn overbodige hoofdletters weggehaald en waar nodig leestekens toegevoegd. De cursist kan er echter voor kiezen de hoofdletters en de interpunctie van het orgineel te handhaven. Een overeenkomstige keuze is gemaakt bij het aanvullen van de afkortingen. Dit kan gedaan worden in de geest van de tekst, maar ook in modern Nederlands. Waar deze duidelijk was, zijn in deze cursus de afkortingen in de geest van de tekst aangevuld, waar deze niet duidelijk was, is voor de moderne spelling gekozen. In oude teksten komt u geregeld krullen tegen aan het einde van een woord die een laatste letter afkorten, zoals bijvoorbeeld bij de 'm', 'ss' en 'n'. Deze krullen worden in de transcripties niet afzonderlijk aangegeven.
Afkortingen of samentrekkingen zijn voluit weergegeven tussen gewone haakjes. Aantekeningen met opmerkingen zijn tussen rechte haken aangegeven.Een ander probleem wordt gevormd door de ij, yen ii en dan met en zonder puntjes. Waar ijof y met of zonder puntjes stond is getranscribeerd met ij, waar duidelijk ii stond is dat gehandhaafd. Soms is de keuze arbitrair. Het staat u vrij hierin een eigen keuze te maken. Het belangrijkste is dat er in de transcripties één systeem wordt gehanteerd.
Naslagwerken
Dat het leren van oud schrift lastig kan zijn , is al lang geleden geconstateerd. Klerken, die in het midden van de 18e eeuw indices moesten maken op 16e eeuwse akten van het schepenprotocol van Den Bosch konden vaak noch de namen lezen noch de inhoud begrijpen. Wij beschikken gelukkig over een aantal hulpmiddelen. Voor de Nederlandse paleografie zijn o.m. van belang:
- W. Bogtman, Het Nederlandsche handschrift in 1600 (Haarlem 1973 - herdruk).
De lettervoorbeelden, die bij deze cursus zijn gevoegd, zijn hierop gebaseerd. Het boekje bevat een groot aantal getekende voorbeelden van 17e eeuwse woorden. Het is een particuliere uitgave. Sommige archieven verkopen het wellicht nog.- H. Brouwer, Geschreven Verleden. Genealogie en oud schrift (Verschillende drukken)
- J.L. van der Gouw, Oud schrift in Nederland (Alphen aan den Rijn 1978)
De laatste twee werken zult u waarschijnlijk via een bibliotheek of een antiquariaat moeten bemachtigen. Behalve deze bestaan er nog meer boeken over Nederlandse paleografie, maar met deze kunt u in elk geval goed uit de voeten. Titels voor Duitse en Latijnse paleografie worden in de laatste les opgeven.