LES 1 @ Kennismaking

menu | introductie cursus paleografie | inleiding en inhoud oefentekst | oefening

 

Welkom bij de eerste les oud-schrift, ook wel paleografie genoemd, van de site Genea-Lokaal. In deze eerste les wordt uitgelegd wat we met deze lessen proberen te bereiken. We geven daarbij aan hoe de lessen zijn opgebouwd en hoe u ze het best kunt bestuderen. U krijgt vervolgens enige informatie over de eerste tekst en tenslotte de tekst zelf waarmee u kunt gaan oefenen.

 

Doel

De cursus is in eerste instantie bedoeld voor de genealoog die nog niet veel ervaring heeft met het oude schrift. Het doel is deze genealoog de vaardigheden bij te brengen waarmee hij/zij zelfstandig een grote verscheidenheid van 16e tot 19e eeuwse teksten kan lezen. Het gaat dus niet om het uit het hoofd leren van zoveel mogelijk lettertypen, maar om het aanleren van een werkwijze waarmee om het even welke tekst ontcijferd kan worden.

Ook de genealoog met meer ervaring in het lezen van oud-schrift kan profiteren van deze cursus.  Hij/zij kan zijn/haar vaardigheden eerst toetsen. Belangrijk is wel om van alle lessen de toelichtende teksten door te nemen. Hierdoor kunt u meer vaardigheden aanleren omdat u dan gebruik kunt maken van de opmerkingen en tips uit lessen waarvan u de originele teksten al wel kunt lezen.

 

Opbouw van de lessen

De lessen van de cursus zijn verdeeld in drie blokken van ieder vijf lessen. Deze indeling heeft te maken met het toenemen van de moeilijkheidsgraad van de teksten: zowel naar schrift, inhoud als taal. Het eerste blok bevat redelijk eenvoudige en sterk gestructureerde teksten. Bij het oefenen heeft u veelal steun aan deze structuur. Het tweede blok bevat ongestructureerde teksten en teksten waarvan de structuur niet op het eerste gezicht helder is. De teksten dateren uit de 17e eeuw. We leren u daar, hoe u dit soort teksten kun hanteren. Bovendien is het schrift lastiger. Als u de tekst van les 10 kunt lezen, bent u een heel eind op weg. In het derde blok zetten we de puntjes op de i. U krijgt enkele teksten uit de 16e eeuw met wat bijbehorende eigenaardigheden. U maakt in dit blok tevens kennis met Oostnederlandse, Franse en Latijnse teksten.

Het lessenpakket bestaat per les uit:

Met behulp van achtergrondinformatie, een korte weergave van de inhoud, lastige woorden en uitleg over het schrift en de voorbeelduitwerking van de eerste regels kunt u zelfstandig aan de slag.

 

Het eerste blok bevat de volgende teksten:

Les 1 - Kennismaking

Les 2 - Lastig 19e eeuws schrift

Les 3 - Nederlandstalige doop- en trouwregisters

Les 4 - Latijnse doop- en trouwregisters

Les 5 - Extra oefenstof eerste blok

 

Hoe de lessen het best te bestuderen?

Lees eerst de achtergrondinformatie en de korte weergave van de tekst. U weet dan waar de tekst over gaat. Als u een woord niet kunt lezen, dan heeft u in elk geval een aanwijzing in welke richting u moet zoeken. In een later studium zullen we u leren zelf achtergrondinformatie te vergaren en de hoofdlijnen van de tekst snel te analyseren.
Kijk vervolgens naar de lastige woorden. Ergens in de tekst zult u ze tegenkomen, dus houdt ze paraat. Lees de bijzonderheden omtrent het schrift; u weet dan welke valkuilen u te wachten staan. Nu kunt u aan de eigenlijke tekst beginnen. Probeer de eerste regel te lezen. Als dat lukt kunt u doorlezen en de tekst gaan uitwerken.
Als dat niet lukt is dat geen probleem. Daar is namelijk rekening meegehouden. U neemt dan de voorbeelduitwerking van de eerste regels erbij en probeert met behulp van die voorbeelduitwerking (niet de transcriptie) de woorden in de eerste regels te herkennen. Als u zo de eerste regels met de voorbeelduitwerking hebt doorgenomen, kunt u de voorbeelduitwerking verlaten. U probeert nu de tekst zelf te lezen. Mochten er nog woorden in staan die u niet herkent, dan neemt u de voorbeelduitwerking er weer bij. Kijk daarbij goed naar de valkuilen die in de bespreking van het schrift genoemd zijn. Probeer ze te herkennen en vast te houden. U zult ze nodig hebben bij het lezen van de rest van de tekst. Als u meent de eerste regels zonder veel moeite te kunnen lezen, kunt u doorgaan met de rest van de tekst.
U kunt uw uitwerking van de tekst het beste meteen opschrijven.

 

exclameanim.gif (355 bytes)

Laat uw uitwerking gelijk lopen met de tekst. Dus waar de tekst naar de volgende regel gaat, daar gaat u ook naar de volgende regel, u kunt dan moeilijke passages gemakkelijker terugvinden.

 

Woorden die u niet weet kunt u in de eerste lezing overslaan. U zult echter merken, dat het lezen moeilijker wordt, als u te veel woorden achter elkaar mist. In dat geval kunt u het best de tekst even wegleggen en iets anders gaan doen. De kans is groot, dat als u er later naar kijkt, het probleem helemaal niet blijkt te bestaan.

Een andere manier om woordpuzzels op te lossen is het woord van achter naar voor proberen te ontcijferen. Als u bijvoorbeeld ‘bovengenoemde’ niet kunt lezen, vanwege die rare eerste letter, dan begint u achteraan: e, de, mde, emde, oemde, noemde; ‘noemde’ dat lijkt al ergens op; enoemde, genoemde; dat lijkt al beter ergens op; ngenoemde, engenoemde, vengenoemde, ovengenoemde; wat kan die laatste letter nu zijn. Die vinden we door het alfabet af te lopen; bij de tweede letter is het al raak: bovengenoemde. Kijk echter even verder of er nog meer mogelijkheden zijn: dovengenoemde, hovengenoemde, …. niet echt dus. Bovengenoemde zal hier goed zijn. Als er meer mogelijkheden zijn, zult u moeten kijken wat het best in de tekst past.

De methode van invullen werkt meestal niet zo goed bij namen. Namen zijn niet logisch in een tekst te passen en er zijn zoveel spellingsmogelijkheden. In het geval van problemen met namen, kunt u daarom het best de gehele tekst afwerken en u daarna pas op de naam storten. Als u de tekst kunt lezen, kunt u proberen de moeilijke letters van de naam, terug te vinden in de tekst die u wel kunt lezen.

Als u de gehele tekst doorgenomen hebt, dan kunt u uw uitwerking vergelijken met de transcriptie (standaarduitwerking). Als u woorden niet goed of helemaal niet heeft ontcijferd, is dat niet erg. U probeert te begrijpen wat er fout is gegaan en waarom het woord zo in de standaarduitwerking staat. Vervolgens legt u de transcriptie weg en probeert u de tekst opnieuw te lezen. Als u iets niet meer weet mag u gerust weer in de standaarduitwerking kijken. Maar probeer zo lang door te gaan tot u geen moeilijkheden meer hebt met de tekst.

Het is hierbij niet de bedoeling dat u de tekst uit het hoofd leert, maar dat u uw eigen specifieke problemen met de tekst aanpakt. Juist de stukjes die nog problemen opleveren moet u daarom wat vaker bekijken, zodat u zeker weet dat u daar later niet meer in tuimelt.

Het beste is, als u enkele dagen later de tekst nog eens doorneemt. Als u iets niet meer kan lezen, mag u uiteraard weer terugvallen op de standaardtekst, maar probeer eerst zelf de oplossing te vinden en te begrijpen wat er fout ging.

 

Beelden en transcriptie

Bij het selecteren van de teksten is gekeken naar de representativiteit van de tekst en naar de kwaliteit van het beeld in verband met het scannen. Veel originele teksten hebben last van weinig contrast, inktvraat, vlekkerigheid, etc.  en dat vindt u terug in de scans. Er is naar gestreefd om zo goed mogelijk beelden te selecteren, maar we hebben vermeden alleen maar 'mooie plaatjes' te kiezen. Immers, in de praktijk komt u ook slechte originelen, slechte kopieën, slechte microfilms, etc. tegen. Dit zou geen goede cursus zijn, als we u daar niet op zouden voorbereiden. Echter, de aangeboden teksten zijn altijd leesbaar. Daar is zorgvuldig voor gewaakt en de uitwerkingen zijn gemaakt aan de hand van kopieën.
In les 3 wordt nader ingegaan op de manier waarop de transcripties zijn gemaakt. U leest hier iets over de presentatie en de interpunctie van de teksten.

 

Naar: inleiding en inhoud oefentekst