LES 12 @ SCHEPENBANK EN LEENHOF

menu | inleiding en inhoud | oefening 1 | oefening 2 | oefening 3

 

Inleiding

In deze les komen twee verschillende bronnen aan de orde. Eerst keren we even terug naar de archieven van de schepenbank. De nu gepresenteerde akten hebben een extra leesbaarheidsprobleem. De tweede bron is een register van het leenhof van Brabant. Dit leenhof was een restant van het feodale stelsel dat in de Middeleeuwen bestond. Het feodale stelsel wordt gekenmerkt door de leenheer en de leenman en de bijzondere relatie tussen beiden. De (aankomende) leenman droeg zijn eigen (allodiaal) goed op aan de leenheer en deze gaf hem ditzelfde goed terug als leengoed (feodaal). Met deze overdrachten werd een bijzondere band geschapen tussen leenheer en leenman. De leenheer was verplicht de leenman te beschermen en voor zijn belangen op te komen, terwijl de leenman verplicht was de leenheer met raad en daad bij te staan. Dat betekende onder meer dat de leenman met zijn onderhorigen op het slagveld moest verschijnen als zijn heer strijd leverde. Overigens kon de leenheer ook eigen goed in leen uitgeven bijvoorbeeld als beloning voor diensten of omdat hij geld nodig had. Dat kon soms ook de leenman met zijn leengoed doen, waarmee hij leenheer werd voor een onder hem vallende leenman (maar ten opzichte van de boven hem staande leenheer bleef hij natuurlijk leenman). Zo konden er hele kettingen van relaties ontstaan: A is leenheer van B, B is leenman van A en tevens leenheer van C, C is leenman van B.

Een belangrijk element in de relatie tussen leenheer en leenman was de leenverlei of leenverhef. Als een leen door verkoop of versterf van de ene leenman op de andere overging, moest de nieuwe leenman bij het hof zijn eed van trouw gaan doen. Zonder deze eed ging het leen niet over. Zeker tot in de 16e eeuw was de nieuwe leenman verplicht deze eed persoonlijk af te leggen. Hij kon daarvoor niet zomaar een gemachtigde sturen. In het leenregister staan de optekeningen van deze beloften, wie ze wanneer hebben afgelegd en waarvoor.

 

Inhoud

Het schrift van de akten van de schepenbank ziet er op het eerste gezicht vrij regelmatig en leesbaar uit, maar dat is bedrieglijk. Het onderscheid tussen de verschillende letters is nauwelijks uitgewerkt. Het lijkt allemaal op elkaar. Bovendien komen er verschillende formules in het Latijn in voor:

ut dicebat = zoals hij zei
supportavit = hij heeft overgedragen
cu(m) omnibus litteris mencion(em) = met alle [schepen]brieven daarvan melding makend
et promissit d(ic)tus ... sup(er) se etc(etera) ha(ben)t(i)a et habenda warandiam = (vrij vertaald) en heeft de genoemde ... vrijwaring beloofd van alle aanspraken van anderen en stelt daartoe als onderpand al zijn goederen, zowel die hij nu heeft als die hij nog verkrijgen zal
ut tutor sue uxoris = als voogd van zijn echtgenote
vendidit = hij heeft verkocht
cu(m) l(itte)ris et ju(r)ibus = met de brieven en rechten
sup(er) se et bonis suis = op hemzelf en op zijn goederen (zelfde vrijwaringsformule als hierboven)
ut moris est = zoals gebruikelijk is

Verder zijn er een aantal wat minder bekende Dietse woorden:

wilner (wileneer) = wijlen
momboir = voogd
vroente (letterlijk herenlanden) = woeste gronden of gemeint
verthijen = afstand doen
maenbrief = dagvaarding, hier is waarschijnlijk schuldbekentenis bedoeld
talen = in rechte aanspreken
weerlijck = wereldlijk (in tegenstelling tot geestelijke rechtbank)

Lastig is deze afkorting: qmer = commer (lasten)

 

exclameanim.gif (355 bytes)

Kijk nog eens terug naar de lessen 7-9. Daar hebben we u een aantal modellen van akten aangereikt. Met de steun van die modellen kunt u deze akten gemakkelijker lezen. Hiermee en met wat geduld kunt u een heel eind komen.

 

Over het leenboek valt verder niet veel te vertellen. Aan de regelmaat van het schrift te zien, is deze inschrijving van na 1509 dateert. De voorgaande leenmannen zijn uit een ouder boek of van een andere bladzijde overgenomen.
De tekst in de marge geeft aan dat dit goed opgesplitst is. Het is nu verdeeld over drie posten op verschillende bladzijden. 1/3 deel staat op de volgende bladzijde.

Met behulp van dit soort inschrijvingen kan men snel gegevens over meer generaties vinden (dit boek loopt over ongeveer twee eeuwen). Helaas had niet iedereen leengoed. Vergelijkbare opvolgingen vindt men echter ook in de cijnsboeken, die in sommige regio’s veelvuldiger voorkomen. Zij komen in de laatste les aan de orde.

Uit dit stukje kan de volgende genealogie opgemaakt worden:

I Daniel de Cromme (overl. voor 1460) x N.N.  --» waaruit II

-

II a) Daniel de Cromme (overl. voor 12-10-1472)
b) Thomas de Cromme (overl. voor 18-1-1483) x  N.N.   --» waaruit III
-
III Michiel de Cromme (overl. 28-6-1509) x N.N.  --» waaruit IV
-
IV vier kinderen waaronder:
a) Daniel de Cromme (overl. voor 6-8-1534)
b) Willem de Cromme (overl. voor 6-8-1534) x N.N.  --» waaruit V
-
V Ansem de Cromme (overl. voor 19-2-1594) x N.N.  --» waaruit VI
-
VI Mathijs de Cromme (overl. voor 18-4-1617) x N.N.  --» waaruit VII
-
VII a) Marie de Cromme
b) Willem de Cromme

Succes met de transcripties!

 

Naslagwerken

Op het internet is over het leenstelsel en over leenmannen ook het een en ander te vinden. Twee voorbeelden hiervan zijn:

 

Naar de eerste oefening