LES 15 @ FRANS EN LATIJN
Inleidingmenu | inleiding en inhoud | oefening 1 | oefening 2 | oefening 3 | onze dank !
In deze laatste les aandacht voor Franse en Latijnse teksten. Net als bij de vorige les geldt ook hier, dat het om een kennismaking gaat. De materie wordt niet uitputtend behandeld. Om teksten in een vreemde taal met succes te kunnen transcriberen is kennis van die taal nodig. U hoeft echter meestal geen 'native speaker te zijn, om deze teksten zodanig te transcriberen, dat u de inhoud van de akte kunt begrijpen. Met de trucs die u in de vorige lessen geleerd heeft, kunt u ook hier de moeilijkheden beentje lichten.
Inhoud
De eerste tekst is een (deel van) een akte uit 1669 gepasseerd voor een notaris in het Luikse. Omdat de akte niet compleet is bestaat er geen zekerheid over de rechtshandeling, maar het gaat vermoedelijk om een boedelscheiding. De betrokkenen treden deels op als volledig gerechtigd en deels als vruchtgebruiker. Verder valt hier niet veel over te zeggen.Naslagwerken
De structuur van notariële akten was in een groot deel van (het huidige) West-Europa gelijk. Dat betekent dat u bij het ontcijferen van een akte in een vreemde taal, vaak gebruik kunt maken van uw kennis over die structuur.De tweede akte is een beschikking uit 1604 ten behoeve van Maria van Erp weduwe van Julien Cleerhagen wonende te Heusden. Zij krijgt toestemming om een deel van een tiende (disme) die te Berlicom en omgeving geheven wordt te verkopen om haar schuldeisers te voldoen en daarna mag zij zich in Berlicom vestigen, mits zij trouw zweert en zij zich voortaan als een goed katholiek gedraagt. Dit uiteraard tegen betaling (300 ponden van 40 groten elk). De akte moet gezien worden tegen de achtergrond van de godsdiensttwisten aan het eind van de 16e / begin 17e eeuw, de vlucht van protestantsgezinde inwoners uit de Meierij en de verbeurdverklaring van hun goederen.
De laatste tekst is een bladzijde uit een cijnsboek uit de 16e eeuw. Cijnzen waren grondrenten, die aan de heer, in dit geval de hertog van Brabant, betaald moesten worden. Wanneer de grond verkocht werd of vererfde moest er een extra cijns (gewin) betaald worden. Omdat dezelfde goederen vaak generaties lang in de familie waren, vormen de cijnsboeken een belangrijke genealogische bron. Ze moeten echter wel voorzichtig gebruikt worden.
De terminologie van het cijnsboek is veelal simpel. Het is een opsomming van eigenaren: pro ... ex parte ... de hereditate ... pridem. Let op: als hier geen aanduidingen van de familiebetrekking bij staan - zoals pater, filius, filia, relictus, frater e.d. - mag die betrekking niet zonder meer uit pro ... ex parte of de hereditate worden aangenomen. Deze termen geven alleen de herkomst aan en niet de wijze waarop een en ander is aangekomen.
Wanneer iemand met meer achtereenvolgende posten in het register voorkomt, wordt zijn naam en die van zijn rechtsvoorgangers niet meer vermeld, maar er wordt naar verwezen Idem pro eodem ex parte eorundem. Het gaat hier dus om dezelfde eigenaar en dezelfde rechtsvoorgangers als de voorgaande, geheel uitgeschreven cijnspost. Als laatste worden veelal het goed genoemd waar de cijns uit betaald wordt en het bedrag dat betaald moet worden.
In deze tekst werd jaarlijks d.m.v. een jaarletter in de linkermarge aangegeven dat de betaling had plaatsgevonden; deze aantekeningen zijn niet meegenomen in de transcriptie. Wel is in het transcript d.m.v. een cursief schrift weergegeven welke personen nieuw zijn ingeschreven nadat dit cijnsboek was aangemaakt. De betreffende boeken gingen vaak tientallen jaren mee. Nieuwe inschrijvingen werden boven de oude geschreven en als men echt ruimtegebrek kreeg werd een nieuw register aangelegd.
Wie verder wil oefenen met Franse en Latijnse akten kan wederom terecht bij
- J.L. van der Gouw, Oud schrift in Nederland (Alphen aan de Rijn 1978)
Een goed oefenboek om zich te bekwamen in laat-middeleeuwse schepenakten in het latijn is
- G. van Synghel e.a., Het Bosch protocol, een praktische handleiding (Den Bosch 1993)
Voor afkortingen in Latijnse akten kan men terecht bij de in de vorige les al genoemde
- P.A. Grun, Schlüssel zu alten und neuen Abkürzungen (Limburg a/d Lahn 1966)
En natuurlijk bij Cappelli:
- A. Cappelli, Dizionario di abbreviature latine ed italiane (Modena 1929, wordt nog steeds herdrukt).
Voor het middeleeuwse Latijn bestaan verschillende woordenboeken. Een bekende is
- J.F. Niermeyer, Mediae Latinitatis lexicon minus (Leiden 1976, onlangs herdrukt)
Er bestaan verschillende Latijnse sites op internet. Een woordenboek vindt u op http://www.hut.fi/~jkorpela/Latin.html. Op deze pagina ziet u ook verwijzingen naar andere sites (o.a. grammatica).
Verwijzingen naar meer gespecialiseerde literatuur zijn onder andere te vinden in:
- R.C. van Caenegem en F.L. Ganshof, Encyclopedie van de geschiedenis der middeleeuwen; inleiding tot de geschreven bronnen van de geschiedenis der westerse middeleeuwen (Gent 1962)
- J.L. van der Gouw, Oud schrift in Nederland (Alphen aan de Rijn 1978), blz. 91-97
- J. Roelstraete, Handleiding voor Genealogisch onderzoek in Vlaanderen (Roeselaere 1998), blz. 253-256