LES 6 @ ONGESTRUCTUREERDE TEKSTEN

menu | opbouw van dit lesblok, inleiding en inhoud van deze les | oefening 1 | oefening 2

 

Opbouw van dit lesblok

De teksten uit het eerste blok hadden, op één na, een sterk formele structuur. Het ging als het ware om herhalingen van korte formules, waarin weliswaar de namen iedere keer anders waren, maar de formule (doop en trouw) min of meer gelijk bleef. Bij het transcriberen van deze teksten, kon u vaak steun vinden bij de vorige akte; daar stond immers min of meer hetzelfde. Daardoor kon u meer aandacht besteden aan het ontcijferen van de persoons- en plaatsnamen.

We hopen dat u daar flink mee geoefend heeft, want in dit tweede blok worden de rollen min of meer omgedraaid. U gaat nu oefenen met verhalende teksten, die nauwelijks of geen formule bevatten en met akten die weliswaar formeel van opbouw zijn, maar die veel bijzondere tekst bevatten. Uiteraard zullen wij weer proberen u op de lastige plekken ter zijde te staan met informatie over de akten, tips, moeilijke woorden, waarschuwingen e.d.

Nog meer dan bij de teksten van blok één geldt hier, dat het van het grootste belang is dat u de fouten die u maakt begrijpt, dat u een begrijpelijke tekst maakt (al kan er soms een wat rare zinsnede uitkomen) en dat u begrijpt wat er staat. Dat begrijpen is de belangrijkste hefboom om goed te leren transcriberen. Als u in staat bent de tekst te begrijpen, dan transcribeert u sneller en beter.

Een handicap hierbij is dat er in veel historische teksten vreemde woorden voorkomen. Dat is op zich niet vreemd, want de teksten hebben vrijwel allemaal een officieel karakter, maar wel lastig. Zeker omdat deze woorden ook nogal eens verbasterd worden. We zullen daar zoveel mogelijk bij helpen, maar soms houdt het noodgedwongen op: als we alle probleempjes eruit halen, dat leert u niets meer en bovendien is dan ook de uitdaging weg. Het is daarom aan te raden een behoorlijk Nederlands woordenboek, een vreemde woordenboek en eventueel een Frans woordenboek bij de hand te houden.

Inhoud van de lessen van dit tweede blok:

Les 6 - Ongestructureerde teksten

Les 7 - Notariële akten

Les 8 - Akten voor de schepenbank -1

Les 9 - Akten voor de schepenbank -2

Les 10 - Testcase: de brug van Zuilen

 

Inleiding op deze les

In deze les worden twee teksten behandeld. De teksten hebben gemeen, dat ze beide ongestructureerd zijn en geen of weinig formule bevatten. Om u wat houvast te geven, volgt hier onder eerst wat contextuele informatie.

De eerste tekst is een schepenresolutie in Oirschot uit 1676. Schepenen of wethouders waren de dagelijkse bestuurders van plaatsen. Ze hadden bestuurlijke en rechterlijke taken. Ze spraken recht in de zogenaamde vrijwillige rechtspraak, de civiele rechtspraak en soms in de criminele rechtspraak. Vrijwillige rechtspraak is ondermeer ‘het staan over’, dus het passeren van overdrachten en bezwaringen van onroerend goed. De civiele jurisdictie betrof het berechten van burgerlijke geschillen. Dat begrip lag voor circa 1650 wat ruimer dan nu, er werden toen ook wel steek- en kloppartijen onder gerekend. De criminele rechtspraak ging over zaken van leven en dood, ofwel halsrecht. Kleinere plaatsen hadden dat recht meestal niet. In dat geval werden criminele zaken in een regionale hoofdplaats afgedaan. Naast deze rechterlijke taken hadden de schepenen ook bestuurlijke taken. Uit hoofde daarvan waren zij tot op zekere hoogte bevoegd om voorschriften te maken en die voorschriften, middels rechtspraak, te handhaven.
De eerste tekst is een voorbeeld van zulke bestuurlijke regelgeving. Het is wellicht verrassend om het inzicht in de aard van ziekte-overdracht te zien. Anderzijds moet men er zich niet te veel van voorstellen, in een volgende resolutie kreeg rustig weer het eten van witte kool de schuld van alle ellende.

De tweede tekst is een stuk van de hoge overheid. De hoogste functionaris van het land Frederick (ga niet meteen de eerste regel de fout in door deze afkorting te missen) Henrick verleent de abt van Tongerlo en alle onder hem staande en door hem gekozen vertegenwoordigers een sauvegarde, een vrijgeleide. Onder enkele voorwaarden worden deze mensen door deze brief beschermd. Dat was hard nodig want zowel eigen als vijandelijke legers traden in die tijd nogal wreed op tegen de burgerbevolking. Niet alleen leefde het leger ten plattelande op kosten van de bevolking daar, de bevolking moest ook nog allerlei bijdragen (contributiën) betalen en daarnaast hadden individuele soldaten er soms een handje van om mensen uit te schudden, te beroven, e.d. Als de legers hun bijdrage niet op tijd kregen, hadden ze een probaat middel om de onwilligen in het gareel te krijgen: brandschatten.
Dergelijke brieven boden enige bescherming, dus waren de dorpen en instellingen in tijd van oorlog druk in de weer om sauvegardes te verzamelen. Die werden uiteraard niet voor niets gegeven: ‘goede consideratiën’ werden bevorderd met blinkende munt.

 

Inhoud

Beide documenten bevatten weinig standaardtekst of formule, dus u zult aan de hand van de hierboven staande contextuele informatie uw weg moeten vinden. Zowel in het eerste als het tweede document komen sommige specifieke woorden een paar keer terug. Als u een woord niet kan lezen, sla het dan over en probeer met de informatie die u verderop vindt het woord later alsnog te reconstrueren.

 

exclameanim.gif (355 bytes)

Een tekst kan enorm lastig zijn, maar er staan bijna altijd wel een paar woorden in die meteen door u herkend worden. Zoek die woorden: u heeft dan een aantal lettercombinaties. Door die toe te passen op andere woorden, herkent u steeds meer woorden. U bent er wellicht een paar uur mee zoet, maar uiteindelijk bent u de tekst dan toch de baas en dat is een zoet gevoel.

 

De eerste tekst bevat enkele afkortingen. In de voorbeelduitwerking is er een opgelost. Let verder op heere(n) en voorschreven. Het woord grasseren betekent woeden, zich verbreiden.
In de tweede tekst staan een paar afkortingen die gemakkelijk over het hoofd gezien kunnen worden, zoals de uitgang –lijck ('l' met een haal). Wat exc. moet zijn, kunt u zelf wel oplossen. Wat minder bekende woorden in deze tekst: laete (pachter(s)), meijer (schout), bestiaelen (vee), conventualen (kloosterlingen). De rest kunt u eventueel met behulp van een woordenboek oplossen.

 

 

Naar de tekst van het eerste blad van deze oefening